Search
SearchBlog
-
The photobooks of Contact Uitgeverij Amsterdam
2:27 AM PST, 1/30/2007
Amsterdam tijdens de hongerwinter.
Amsterdam / De Bezoge Bij/ Uitgeverij Contact / 1947 / First edition / 72 p. / cb. in wrappers / b&w photographs / NN / Buch / Zeitgeschichte, Zweiter Weltkrieg - Photographie - Anthologie - Nederland, Niederlande, Amsterdam - 20. Jahrh. - Andriesse, Emmy - Blazer, Carel - Breyer, Charles - Oorthuys, Cas - Taconis, Kryn - Windig, Ad
Amsterdam tijdens de hongerwinter by Martin Parr and Gerry Badger in : The Photobook: A History volume I
The book was published two years after the liberation of Holland from the Nazis. It marks both an end and a beginning. When it was published, the leading members of the Underground Camera group, like the country, were about to move on. As members of a new group, GKf, most of them took part in the exhibition 'Foto'48'. Amsterdam tijdens de hongerwinter looked back, while 'Foto'48' looked forward, but both shared a manifesto that made a passionate plea for an anti-formalist documentary photography that would help forge a more just and free Holland, following the occupation.
Thus this not simply a book remembering and commemorating Amsterdam's dreadful winter of 1944-5, but also a political rallying cry for the future. As the journalist Max Nord wrote in the book's introduction: 'Was it not those times that we dreamed our most beautiful dreams?...While uniformed Germans marched along Amsterdam's canals, their clipped songs resounding past the overcrowed prisons, we had a clear vision of the most perfect freedom.'
Nevertheless, the publication's first task was to bear witness, as photographers like Cas Oorthuys and Emmy Andriesse knew when they made these pictures, often at some risk. The story told is of extreme hardship - hunger, poverty and cold. People stand in food queues of search desperately for firewood, while others lie dead or dying on the streets. But, it also showed resilience and resistance: the forging of identity cards, the printing of underground magazines. Much of the book is shot in a style that could be ragarded as the opposite of formalist - not exactly anti-formalist, but a mode where the primary considerartion was getting the picture, no matter how out-of-focus or blurred it might have been. This snatched, off-kilter approach generated an immediate, spontaneous aesthetic of its own, which fed directly into postwar Dutch photography in an extremely positive way. So this was an important book in that sense also. It was a landmark publication by a group of photographers with both an ethical and an aesthetic attitude, a group who would exert a great influence on Dutch photography and the Dutch photobook in the late 1940s and 50s.
-
Cas Oorthuys & Photography in the Dutch East Indies
2:03 AM PST, 1/23/2007
Oorthuys over 'Een staat in wording'
Oorthuys zelf zei over het boek:
'...dat is eigenlijk een van de werkstukken waar ik nog het meest achter sta. Het was reuze progressief, maar het was nog niet uit, of de politionele akties begonnen en toen was mijn boekje 'Staat in Wording' niet meer aktueel. Het kwam bij De Slegte. Dat had het voordeel dat mijn vrienden het konden kopen en lezen.' (4)
In de lay-out van het boek werden de tegenstellingen tussen Nederlands belangen en de Indonesische vrijheidsstrijd benadrukt.
Over het belang van de context van zijn foto's zie Oorthuys zelf:
'Ik heb indertijd vlak na de oorlog in 1947 in Indonesië gewerkt. In het door Nederlanders bezette gedeelte. In Djakarta werd zwaar honger geleden. Daar stierven de mensen op straat van de honger. Die foto's heb ik gemaakt. Daar liepen ze ook uitgemergeld rond. Ze hebben toen doodrustig die hele serie geplaatst in een Belgisch blad (voorzien van de tekst:) dat die republiek zo slecht de mensen kon verzorgen, dat ze daar doodgingen van de honger. Dus de betekenis, de waarheid, volkomen omgedraaid met mijn foto's. [...]' (5)
De Nederlandse pers over 'Een staat in wording'
Een voorbeeld van de ontvangst van het boek door de Nederlandse pers is te vinden in een artikel dat Beb Vuyk schreef voor De Vrije Katheder:
'De laatste jaren zijn de uitstalkasten van onze boekhandel overstroomd geworden met een groot aantal plaatwerken over Indië. Velen ervan waren uitstekend uitgegeven en brachten een schat van goede foto's. Zij waren verleden tijd op het zelfde ogenblik dat ze uitkwamen. Zij gaven beelden uit de kolonie Nederlands-Indië, waar de Hollanders heersten in hun koele moderne huizen, in hun grote fabrieken, in hun uitstekend georganiseerde ondernemingen en goed geoutilleerde laboratoria. In dit bestel nam de Indonesiër een hem toegewezen plaats in, als koelie, inlands schrijver, tuinman, of chauffeur. Men zwaaide hem in deze functies gul alle lof toe en roemde hem om zijn artistieke begaafdheid als danser, houtsnijder en zilversmid, veilig en ongevaarlijk als een levend museumstuk van kostelijke waarde. De fotomontages van Cas Oorthuys brengen van hem een nieuw beeld. Een staat in wording, een staat van levende bewuste mensen, mensen als wij werkend in bezield verband.' (2)
Een voorbeeld van het soort boeken dat Beb Vuijk hierboven omschrijft is Gordel van Smaragd, ook van Uitgeverij Contact uit Amsterdam, dat een jaar voor Een staat in wording verscheen. (3)
-
- waarin activiteiten als
- en in contact met linksgeoriënteerde jongelui. Zonder medeweten van zijn ouders las hij De
, het
?
- vooral die in boeken
- hield hij de mise-en-page soms in eigen
'agitprop' van de arbeidersfotografie, dienstbaar aan een hoger ideaal waarvoor
'mooie plaatjes' niet telden, en de esthetische vormgevingsprincipes - diagonalen, slagschaduwen en zeer lage en hoge standpunten - van de apolitieke Nieuwe
Fotografie bleken elkaar niet uit te sluiten. Hoe weinig deze twee richtingen ook gemeen hadden, zij werden door verschillende fotografen, onder wie Oorthuys, tegelijkertijd aangehangen. De overeenkomst lag niet in de foto's of de gefotografeerde onderwerpen, maar in de grafische vormgeving van de brochures en tijdschriften, die geïnspireerd was door de Nieuwe Typografie. Fotomontage en het combineren van beeld en tekst werden in beide stromingen toegepast.
links geëngageerd fotografie van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). In 1936 werd hij bestuurslid van de groep 'foto en film' van de Bond van Kunstenaars ter Verdediging van Kulturele Rechten en trad hij op als medeorganisator van de in Amsterdam gehouden tentoonstellingen 'De Olympiade Onder Dictatuur' (1936) en 'Foto '37'. Hij leverde als fotograaf ook bijdragen aan verschillende links geëngageerde bladen als 'Afweerfront' en ‘Links Richten'.
Reportagefotografie
In 1936 trad Oorthuys in dienst van de Arbeiderspers. Spoedig werd hij vaste fotograaf van de door haar uitgegeven krant Het Volk en het sociaal-democratische weekblad tijdschrift ‘Wij'. Ons werk ons leven. De reportagefoto's in het laatstgenoemde blad hadden een minder nadrukkelijk agiterend, propagandistisch en politiek karakter dan zijn foto's uit de periode ervoor. Zij stonden aan het begin van het reportagewerk waarmee hij bekend zou worden.
Na echtscheiding (5-8-1938) gehuwd op 3-4-1940 met Lydia Krienen (geb. 1919). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.
duitse bezetting Duitse bezetting werd Oorthuys lid van het Verbond van Nederlandsche Journalisten, waarbij alle persfotografen zich in 1941 op last van de bezetter moesten inschrijven. In februari 1942 ontkwam hij aan dat - achteraf beschouwd - omstreden lidmaatschap door ontslag te nemen bij de reeds sinds de zomer van 1940 'gelijkgeschakelde' Arbeiderspers. Dit ontslag kon echter niet voorkomen dat zijn foto's die zich in het archief van de uitgeverij bevonden door de bezetter naar eigen inzicht werden gebruikt. In de oorlogsjaren werkte hij aan een opdracht van het Agrarisch Fonds om foto's te maken voor een boek over landbouw.
Het verzet illegaal werk. In mei 1944 werd hij vanwege deze activiteiten gearresteerd en overgebracht naar kamp Amersfoort, maar al na drie maanden herkreeg hij om onduidelijke redenen zijn vrijheid; hij dook daarna onder.
De Ondergedoken Camera sloot Oorthuys zich aan bij De Ondergedoken Camera, een groep van Amsterdamse fotografen die illegaal het leven in de bezettingstijd vastlegden. Deze groep was rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) ontstaan om de bevrijding vast te leggen. Toen deze onverwacht uitbleef, documenteerde de groep illegaal het laatste jaar van de Duitse bezetting. De in dit verband gemaakte foto's behoren tot Oorthuys' bekendste. Zij geven een indringend beeld van de gevolgen van de oorlog en de Hongerwinter. Een aantal van deze foto's werd overigens na de oorlog geënsceneerd.
na de oorlog fotografie van de Vereniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten (GKf). In deze kleine, informeel georganiseerde groep kwam een aantal fotografen bijeen met een gelijke achtergrond: gevormd in de jaren dertig, tijdens de bezetting verenigd in het verzet, links in hun politieke opvattingen. Zonder esthetische opsmuk en uit oprechte compassie voor de medemens wilden de GKf-fotografen laten zien hoe deze leefde en werkte. 'Ik ben opgegroeid in een kinderrijk dominees-milieu, dan leer je de mensen om je heen wel zien' , zei hij in een interview (Het Vrije Volk, 6-11-1969).
De Mens
Na de oorlog verandert Oorthuys' visie op de functie van fotografie en gebruikt hij het medium vrijwel niet meer als politiek wapen, maar fotografeert hij mensen hoofdzakelijk vanuit een vorm van ‘human interest'. Hij had zich geleidelijk zowel van het ouderlijk domineesmilieu als van de CPH, die hij beide als een keurslijf was gaan ervaren, weten te bevrijden. Stelde hij begin jaren dertig zijn fotografie nog in dienst van het communistische ideaal, nadien fotografeerde hij nauwelijks nog zogenaamde grote gebeurtenissen en bracht hij vooral het leven van 'gewone' mensen, waar ook ter wereld, in beeld. Hij kon deze algemene humanistische instelling tot uitdrukking brengen in zowel de door hemzelf samengestelde fotoboeken als in de commerciële, in opdracht gemaakte reis- en bedrijfsboeken.
Werkdrift
Oorthuys was een omnivoor. Van klederdrachten tot moderne architectuur, van op het land werkende boeren tot schepen in de Rotterdamse haven, er is bijna geen onderwerp of Oorthuys heeft het gefotografeerd. Deze verscheidenheid werd mede ingegeven door de opdrachten die hij kreeg. Zo zal de weinig moderne manier waarop hij het leven en werken op het land uitbeeldde in het boek Landbouw (1946) een wens van de opdrachtgever of uitgever zijn geweest. De foto's voor dit boek zijn niet geheel vrij van bucolische idealisering en Hollands chauvinisme.
Het merendeel van Oorthuys' bewaard gebleven foto's stamt uit de jaren vanaf 1944. Zijn archief omvat circa een half miljoen negatieven. De omvang van het archief moet vooral verklaard worden uit Oorthuys' werkwijze. ' Ieder ding fotografeer ik minstens tien keer. Ik draai er gewoon omheen, een kerk, een plein, een situatie... Ik draai gewoon aldoor maar rond en ik denk: ik heb het! Dat is mijn manier (...) Ik kan niet zitten. Ik kan niet wachten ', zei hij in een kranteninterview (Het Parool, 11-11-1969). De varianten die niet de eerste keus bleken, konden later hun waarde hebben. Hij putte immers vaak uit zijn archief wanneer hij bepaalde foto's nodig had. Het boek De toekomst in uw handen (1955) werd bijvoorbeeld op die manier samengesteld. Zijn archief was dan ook niet chronologisch, maar op onderwerp geordend, zodat hij opnamen gemakkelijk kon terugvinden. Bij het fotograferen hield Oorthuys - zo kan uit zijn werkwijze opgemaakt worden - al rekening met eventueel toekomstig gebruik van de foto's in een andere context. Verschillende foto's bewezen inderdaad meer dan eenmaal hun bruikbaarheid.
1947 ‘Een staat in wording' Belgisch Congo (1992) liet Oorthuys zich weer zien als een kritische en onafhankelijke verslaggever. In ‘Een staat in wording', foto-reportage over het Indonesië van heden door Oorthuys zelf vormgegeven, bracht Oorthuys de twee manieren waarop de spanningen tussen Nederland en Indonesië beëindigd konden worden - door onderhandelingen en door wapengeweld - in beeld door deze twee mogelijkheden steeds tegenover elkaar te zetten.
Het boek ‘Een staat in wording' was een pleidooi voor een vreedzame oplossing van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Maar toen dit ijdele hoop bleek, veranderde zijn visie op de functie van fotografie. Hij zou het medium fotografie vrijwel niet meer gebruiken als politiek wapen en mensen hoofdzakelijk gaan fotograferen vanuit een vorm van human interest. De ideologie verdween naar de achtergrond, maar mensen bleven prominent in beeld op zijn foto's.
' Maar ik stel de schilderkunst veel hoger, ik zal nooit een foto aan de muur hangen. Een foto moet een functie krijgen, in een krant of in een boek. foto's liever in druk dan aan de muur. Hij werd vooral bekend door zijn vele fotoboeken. Daar staat tegenover dat zijn werk bij een groot publiek óók bekendheid kreeg doordat het jarenlang in treincoupés van de Nederlandse Spoorwegen hing. In totaal stelde hij ruim honderd fotoboeken samen. Een groot deel hiervan wordt ingenomen door de steden-, landen- en reisboeken die uitgeverij Contact in pocketvorm uitgaf. Een andere belangrijke categorie is die van de bedrijfs- of gedenkboeken uit de jaren vijftig en zestig. Oorthuys heeft in zijn carrière veel in opdracht gewerkt. Dat betekende dat aan de uiteindelijke fotokeuze en de indeling van het boek soms concessies moesten worden gedaan. In andere gevallen had hij de vrijheid naar eigen inzicht foto's te maken en bepaalde hij (mede) de fotoselectie en de indeling en vormgeving van de boeken of werkte hij nauw samen met de grafisch vormgever.
Uitgeverij Contact - Reisreportages
In opdracht van uitgeverij Contact in Amsterdam maakte hij tussen 1950 en 1965 reizen door een groot aantal landen van Europa, veelal in gezelschap van Nederlandse auteurs. Dit resulteerde in een reeks van ruim 40 verschillende foto- en reispockets, met talloze buitenlandse edities. In samenspraak met de uitgeverij werd na thuiskomst een selectie gemaakt uit de duizenden negatieven die Oorthuys mee naar huis bracht. De vormgeving van de pockets door Jan van Keulen was afgestemd op het vierkante negatiefformaat van de Rolleiflex-camera die Oorthuys zijn leven lang bij voorkeur heeft gebruikt.
1959 "Rotterdam, dynamische stad" stad'. Door Oorthuys zelf vormgegeven.
In ‘Rotterdam dynamische stad' liet Oorthuys vooral de bedrijvigheid van deze stad zien. Hij versterkte dit beeld door geen uniforme, statische vormgeving te kiezen, maar te variëren op de afmetingen en plaatsing van de foto's op de bladzijde. Oorthuys maakte destijds 9300 foto's waarvan er 239 werden geselecteerd. Ze geven een treffend beeld van de periode van de wederopbouw van na de Tweede Wereldoorlog.
1970 - ‘1944-45. Het laatste jaar.' foto's die hij in de laatste maanden van de bezetting maakte, begon Oorthuys' carrière als zelfstandig fotograaf. Zij hebben hem tijdens de rest van zijn leven nooit losgelaten. Terwijl hij moeite had om over zijn kamp- en andere ervaringen uit de oorlogsjaren te praten, heeft hij de foto's verscheidene keren gebruikt. In 1970 verscheen het fotoboek 1944-45. Het laatste jaar. Hij verwachtte dat dit boek op den duur zijn beste boek zou zijn.
In 1975 overleed Oorthuys plotseling, kort nadat hij in opdracht van de PTT een bevrijdingszegel 1945 - 1975 had ontworpen.
Het oeuvre van Oorthuys onderscheidt zich in de eerste plaats van dat van zijn collega-fotografen door de omvang en door de veelheid van onderwerpen. In herinneringen aan Oorthuys komt vooral zijn werkdrift vaak ter sprake. Een van zijn reisgenoten voor een Contact-fotoboek schreef later: 'ik was wel eens blij wanneer het eindelijk donker was' (Vrij Nederland, 11-8-1990, p. 4). Het fotograferen was dan tenminste gedaan. Overdag gunde hij zich weinig tijd voor andere dingen. Met een andere tekstschrijver op reis was Oorthuys, nog voordat ze de stad goed en wel hadden verlaten, al vier keer uit de auto gesprongen om ergens een foto van te maken. Hij had een tomeloze energie, ging volledig op in het fotograferen, neigde tot perfectionisme en kon bovendien, door de ervaring van en herinnering aan de crisistijd, moeilijk opdrachten weigeren: 'wie de crisisjaren heeft meegemaakt, weet voorgoed dat leven wérken is' (Vrij Nederland, 11-8-1990).
Met de
Oorthuys' aandacht voor de mise-en-page blijkt onder andere uit een van zijn bekendste boeken, ‘Rotterdam dynamische '
Oorthuys zag zijn
In Een staat in wording en het niet bij zijn leven uitgegeven boek over
Kort na de bevrijding werd Oorthuys lid van de vakgroep
In 1944
Clandestien maakte Oorthuys vanaf 1942 pasfoto's voor vervalste persoonsbewijzen en deed hij ander
Tijdens de
Oorthuys was in de jaren dertig lid van verschillende, meest linkse, organisaties, zoals de vakgroep hand of werkte hij nauw samen met de vormgever.
Cas Oorthuys begon zijn fotografische carrière als communistisch arbeidsfotograaf. Conform aan het karakter van de arbeidersfotografie hebben Oorthuys' foto's uit de jaren dertig veelal een propagandistisch karakter. Armoede, politiegeweld, stempelende werklozen, huisuitzettingen en uitingen van antifascistische gezindheid behoorden tot de onderwerpen die hij en andere arbeidersfotografen vastlegden.
Nieuwe Fotografie tijd hing Oorthuys de Nieuwe Fotografie aan, de moderne richting waarin vormgeving belangrijker werd geacht dan het onderwerp. Machinevormen bijvoorbeeld kregen er meer aandacht dan fabrieksarbeiders. De
Terzelfder 200 voor de overnamekosten.
fotografische carrière jaren dertig koos hij definitief voor de fotografie, al heeft hij het vormgeven nooit geheel opgegeven: bij de publicatie van zijn foto's
In de tweede helft van de orgaan van de Communistische Partij Holland (CPH).
maatschappelijke carrière
In 1930 vond Oorthuys als bouwkundig tekenaar werk bij de gemeente Amsterdam, maar als gevolg van de economische crisis werd hij reeds na twee jaar ontslagen. Bij de stempellokalen kwam hij in aanraking met de CPH. Hij werd lid van deze partij en de aan haar gelieerde Vereeniging van Arbeiders-Fotografen.
Gehuwd op 31-8-1932 met Gezina Broerse (1910-1997), onderwijzeres. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.
Na zijn ontslag bij de gemeente werkte Oorthuys als grafisch ontwerper en fotograaf. Samen met de schilder Jo Voskuil vormde hij van 1932 tot 1935 het reclamebureau OV 20; Oorthuys' vader verschafte hem de benodigde Tribune kamperen op zondag werden afgewezen Amsterdam 22-7-1975). Zoon van Gerardus Oorthuijs, Nederlands hervormd predikant, en Dorothea Catharina Helena Christina de Stoppelaar.
Cas Oorthuys, de oudste zoon van een predikant, verhuisde in 1909 naar Amsterdam, waar hij de rest van zijn leven zou blijven wonen.
opleiding beroep van zijn vader kiezen, maar mede door leesblindheid moest hij na drie jaar HBS-opleiding het Amsterdamsch Lyceum (1921-1924) verruilen voor de Ambachtsschool in Amsterdam (1924-1926). Daarna volgde hij de opleiding aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten (1926-1927) en aan de afdeling Bouwkunde van de MTS (1927-1930), beide te Haarlem. Oorthuys wilde architect worden.
NBAS
Tijdens zijn studie in Haarlem werd hij lid van de Nederlandsche Bond van Abstinent Studeerenden (NBAS), een gezelschap van geheelonthouders, vegetariërs, niet-rokers, antimilitaristen en wereldhervormers. In de NBAS was Oorthuys al geïnteresseerd geraakt in fotografie.
Het lidmaatschap van de NBAS bracht hem in conflict met het domineesmilieu van zijn ouders
Aanvankelijk wilde hij het Nederlandse fotograaf van stadsgezichten, portretten, architectuur (als genre), dieren,
Cas Oorthuys behoorde tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de generatie fotografen die op basis van de Nieuwe Fotografie de ontwikkeling van de documentaire fotografie in Nederland beslissend hebben beïnvloed.
Cas Oorthuys verwierf in zijn arbeidzaam leven de faam van de fotograaf die het Europa van na de Tweede Wereldoorlog op indrukwekkende wijze in beeld heeft gebracht. Als geen andere fotograaf in de periode van de wederopbouw heeft hij uitdrukking gegeven aan het groeiende zelfbewustzijn van de Nederlanders. Zijn foto's tonen het herstel van de industrie, het hardwerkende Nederland op weg naar een maatschappij van hoogconjunctuur en toenemend toerisme.
Evenals voor vele andere fotografen in die naoorlogse jaren vormden mensen zijn centrale onderwerp. Voor Oorthuys is echter kenmerkend, dat hij vrijwel altijd heeft geprobeerd de omgeving waarin zij wonen en werken te laten meespelen in zijn foto's. Een ander opmerkelijk aspect is zijn sterk gevoel voor compositie: de foto's zijn nauwkeurig binnen het vierkant van het matglas van zijn Rolleicord vormgegeven.
Cas stelde in dienst van de uitgeverij Contact in samenwerking met Jan Brusse, Bert Schierbeek en A. den Doolaard een reeks foto- en reispockets samen. Hij maakte vele reizen in verschillende landen als Marokko, Indonesië, Egypte en Griekenland waaruit zijn fotoboeken ontstonden en meer dan honderd fotoboeken over de wederopbouw, de industrie en de landbouw van het geteisterde Nederland. Zijn visie en voortreffelijke vakmanschap resulteren in een bijzonder veelzijdig en imponerend wereldbeeld, waarin de mens steeds in zijn omgeving centraal staat. Oorthuys fotografeerde soms grafisch, maar meestal meer tonaal en de (werkende) mens is dikwijls prominent aanwezig.
biografie fotograaf (Leiden 1-11-1908
Casparus Bernardus Oorthuijs, -
Asia Maior & Photography of the Dutch East Indies
12:49 AM PST, 1/23/2007
Nederlands-Indië in foto's, 1860-1940
Photography in the Dutch East Indies
The commercial photographers who started working in the Dutch East Indies from 1845 led a nomadic existence. They would set up a studio in a large town or hotel or at the home of an acquaintance, advertise in the local paper and take a photograph of anybody who had money to spare for that purpose. After a couple of weeks or months when the market had become saturated, they moved on to the next town. Among these pioneers were the two young Englishmen Walter Bentley Woodbury and James Page. From 1857 to 1908 Woodbury & Page was a leading firm in the photography sector in the Dutch East Indies.
Primarily, the commercial photographers took portraits of people, more particularly of prominent individuals. In addition, they sold topographic photos, i.e. pictures of important buildings, streets, volcanoes or agricultural enterprises. Pictures of the various population types in the colony also formed part of their repertoire. The topographic photos were chiefly sold as ‘souvenirs’.
During the last decades of the nineteenth century, the photographers’ wanderings came to an end. At that time, every large town had one or more permanently established photographers. The Surabayan photographers Onnes Kurkdjian and Herman Salzwedel and the Javan, Kassian Cephas (who worked in Yogyakarta) were famous names at the time.
The heyday of commercial photography was over by the beginning of the twentieth century and the role it played in forming an image of the Dutch East Indies diminished noticeably. There were two reasons for this. The introduction of the picture postcard brought an end to the market for topographic photos. And then, thanks to the many technical improvements, photography had essentially become the domain of amateurs: now everybody could make his or her own ‘souvenirs’.
Make a sentimental journey with the Willem Ruys of the Royal Rotterdam LLoyd to Dutch East Indies : http://www.youtube.com/watch?v=iBqIEJlAecU
Walter B. Woodbury
From Wikipedia, the free encyclopedia
Walter Bentley Woodbury (26 June 1834 to 5 September 1885) was an inventor and pioneering British photographer. He was one of the earliest photographers in Australia and the Dutch East Indies (now part of Indonesia). He also patented numerous inventions relating to various aspects of photography, his best known innovation being the Woodburytype photomechanical process.
Early years
Walter B. Woodbury was born in Manchester, England on 26 June 1834.[1] As a student of a civil engineer in Manchester, he constructed his own camera obscuras from cigar boxes and eyeglass lenses.[2]
In 1851 Woodbury, who had already become a professional photographer, went to Australia and soon found work in the engineering department of the Melbourne waterworks. He photographed the construction of ducts and other waterworks as well as various buildings in Melbourne. He received a medal for is photography in 1854.[3]
At some point in the mid-1850s Woodbury met expatriate British photographer James Page. In 1857 the two left Melbourne and moved to Batavia (now Jakarta), Dutch East Indies, arriving 18 May 1857, and established the partnership of Woodbury & Page that same year.[4]
In Java
During most of 1858 Woodbury & Page photographed in Central and East Java, producing large views of the ruined temples near Surakarta, amongst other subjects, before 1 September of that year[5]. After their tour of Java, by 8 December 1858 Woodbury and Page had returned to Batavia[6].
In 1859 Woodbury returned to England to arrange a regular supplier of photographic materials for his photographic studio and he contracted the London firm Negretti and Zambra to market Woodbury & Page photographs in England[7].
Woodbury returned to Java in 1860 and during most of that year travelled with Page through Central and West Java along with Walter's brother, Henry James Woodbury (born 1836 – died 1873), who had arrived in Batavia in April 1859[8].
On 18 March 1861 Woodbury & Page moved to new premises, also in Batavia, and the studio was renamed Photographisch Atelier van Walter Woodbury, also known as Atelier Woodbury. The firm sold portraits, views of Java, stereographs, cameras, lenses, photographic chemicals and other photographic supplies. These premises continued to be used by the firm until 1908, when it was dissolved[9].
Return to England
In late January or early February 1863, Woodbury left Java to return to England, because of ill health.[10]
Having returned to England, Woodbury invented the Woodburytype photomechanical reproduction process, which he patented in 1864.[11] Between 1864 and 1885 Woodbury took out more than 30 patents in Britain and abroad for inventions relating to balloon photography, transparencies, sensitized films and improvements in optical lanterns and stereoscopy.[12] In addition to his inventions, Woodbury produced photographs documenting London's poor.[13]
In 1865 his Woodburytype process was bought by the Photo Relief Company, then bought by the Woodbury Permanent Photographic Printing Company and then bought by a succession of other companies in Britain and elsewhere.[14]
Walter B. Woodbury died on 5 September 1885.[15]
In his career Woodbury produced topographic, ethnographic and especially portrait photographs. He photographed in Australia, Java, Sumatra, Borneo and London.[16] Although individual photographers were rarely identified on Woodbury & Page photographs, between 1861 and 1862 Walter B. Woodbury occasionally stamped the mounts of his photographs: "Photographed by Walter Woodbury, Java".[17]
Notes
- ^ Anglo-American Name Authority File.
- ^ Auer and Auer.
- ^ Auer and Auer; Browne and Partnow, 676-677.
- ^ Merrillees, 256, 258. Bloom gives the date of their arrival in Batavia as the Fall of 1856 (Bloom, 29).
- ^ Merrillees, 256.
- ^ Merrillees, 256-257.
- ^ Bloom, 29.
- ^ Merrillees, 258,
- ^ Merrillees, 258-260.
- ^ Merrillees, 260; Ovenden, 35. Bloom gives the date of his return as 1862 (Bloom, 30), Auer and Auer give the date as 1864.
- ^ Ovenden, 216; Rosenblum, 198; Bloom, 30. Auer and Auer give the date 1866.
- ^ Auer and Auer; Browne and Partnow, 677.
- ^ Browne and Partnow, 677.
- ^ Auer and Auer.
- ^ Merrillees, 260.
- ^ Edwards, 581; Merrillees, 260; Browne and Partnow, 677.
- ^ Merrillees, 260
References
- Anglo-American Name Authority File, s.v. "Woodbury, Walter B. (Walter Bentley), 1834-1885", LC Control Number no 2003087165. Accessed 20 May 2004.
- Auer, Michèle, and Michel Auer. Encyclopédie internationale des photographes de 1839 à nos jours/Photographers Encyclopaedia International 1839 to the Present (Hermance: Editions Camera Obscura, 1985).
- Bloom, John. "Woodbury and Page: Photographers of the Old Order". In Toward Independence: A Century of Indonesia Photographed (San Francisco: The Friends of Photography, 1991), 29-30.
- Browne, Turner, and Elaine Partnow. Macmillan Biographical Encyclopedia of Photographic Artists & Innovators (New York: Macmillan, 1983), 676-677.
- Canadian Centre for Architecture; Collections Online, s.v. "Woodbury, Walter B.". Accessed 28 September 2006.
- Edwards, Gary. International Guide to Nineteenth-Century Photographers and Their Works (Boston: G.K. Hall, 1988), 581-582.
- Gernsheim, Helmut. The Rise of Photography: 1850-1880: The Age of Collodion (London: Thames and Hudson Ltd., 1988), 263-264.
- Leo Haks, Indonesian Art & Photography, s.v. "Woodbury & Page". Accessed 28 September 2006.
- Merrillees, Scott. Batavia in Nineteenth Century Photographs (Richmond, England: Curzon Press, 2000), 256-260.
- Ovenden, Richard. John Thomson (1837-1921): Photographer (Edinburgh: National Library of Scotland, The Stationary Office, 1997), 35-36, 216.
- Rosenblum, Naomi. A World History of Photography (New York: Abbeville Press, 1984), 34, 197-198.
- Union List of Artist Names, s.v. "Woodbury, Walter Bentley". Accessed 28 September 2006.
-
Piet Zwart & De Stijl & Nieuwe zakelijkheid & Photograhy & Typography & Design
1:45 AM PST, 1/16/2007
Piet Zwart
From Wikipedia, the free encyclopedia
Piet Zwart (Zaandijk, 28 May 1885 – Wassenaar, 24 September 1977) was a Dutch photographer, typographer, and industrial designer.He started his career as an architect and worked for Jan Wils and Berlage.
As a designer, Zwart was well known because of his work for both the Nederlandse Kabelfabriek Delft (the Dutch Cable Factory in Delft) and the Dutch Postal Telegraph and Telephone, and as a pioneer of modern typography. He did not adhere to traditional typography rules, but used the basic principles of constructivism and "De Stijl" in his commercial work. His work can be recognized by its primary colors, geometrical shapes, repeated word patterns and an early use of photomontage.
He created a total of 275 designs in 10 years for the NKF Company, almost all typographical works. He resigned in 1933 to become an interior, industrial and furniture designer.
Piet Zwart died at the age of 92 in 1977.
Nederlandse typograaf, fotograaf en industrieel ontwerper
De Nederlandse typograaf, fotograaf en industrieel ontwerper Piet Zwart werd in 1885 geboren te Zaandijk.
Zwart studeerde aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam van 1902 tot 1907. Hij volgde les in architectuur en tekenen. Na zijn studie verhuisde hij naar Leeuwarden, waar hij tekenles gaf. In de twee jaar voor de Eerste Wereldoorlog studeerde hij aan de Technische Hogeschool in Delft tot hij werd opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen.Assistent van architect H.P. Berlage
Regelmatig ontmoete hij Jan Wils en Huszár, die hem zeer beïnvloedden, maar toch zou Piet Zwart nooit deel uit gaan maken van De Stijl.
In 1919 werkte hij bij de firma De Stijl van Jan Wils. Twee jaar later werd hij assistent van de architect H.P. Berlage. Later schreef Zwart hierover: "In die tijd was de relatie van de architect met de werknemer compleet anders dan tegenwoordig. Assistenten worden tegenwoordig genoemd als zij van belang zijn geweest. Dat was in die tijd niet het geval; je was een nederige werknemer, de architect was je baas en deze relatie was heel duidelijk."Nederlandsche Kabelfabriek (NKF)
Op zesendertig-jarige leeftijd ontwierp Zwart voor het eerst voor de vertegenwoordiger van Vickers. In 1923 introduceerde Berlage hem bij de Nederlandsche Kabelfabriek (NKF). Piet Zwart verwees de traditionele typografische principes naar de prullenmand en koos de formele constructieve De Stijl aanpak voor zijn Nederlandse ontwerpen. De relatie met de NKF bleef tot 1933 in stand. Gedurende deze tien jaar produceerde hij 275 advertenties en de veel geprezen publicatie "Sterkstroom". Later verklaarde Piet Zwart wat hij had geleerd van deze opdrachten: "Eigenlijk heb ik op deze manier geleerd wat typografie inhield. Ik kende de termen niet, ik kende de methoden niet, ik wist niet eens het verschil tussen boven- en onderkast."
Om zoveel mogelijk aandacht te krijgen van de klant experimenteerde Zwart hevig met grote schreefloze letters, herhalingen van woordenpatronen en sterke diagonalen. Bovendien was hij één van de eerste, die de fotomontagetechniek toepaste.Belangrijke opdrachtgevers
Dankzij de typografische opdrachten kon hij het zich veroorloven om zijn baan bij Berlage op te geven toen hij ongeveer veertig was. Naast de NKF werkte Piet Zwart voor vele andere klanten, waarvan de belangrijkste de PTT was. Hij ontwierp vijf postzegels en ook enig reclamedrukwerk voor het staatsbedrijf.
Bruijnzeel
Zijn intuïtieve aanpak en vooral ook zijn ingenieuze manipulatie van grafische elementen, gecombineerd met de typische De Stijl kleurencombinaties, vormden een contrast met de meer formele benadering door andere exponenten van de "nieuwe" typografie.
Aan het einde van 1933 maakte Piet Zwart een grote ommezwaai. Voor de Nederlandse firma Bruijnzeel ging hij keukeninterieurs ontwerpen.
Piet Zwart overleed te Wassenaar in 1977.
The name De Stijl, title of a magazine founded in the Netherlands in 1917, is now used to identify the abstract art and functional architecture of its major contributors: Mondrian, Van Doesburg, Van der Leck, Oud, Wils and Rietveld. De Stijl achieved international acclaim by the end of the 1920s and its paintings, buildings and furniture made fundamental contributions to the modern movement.
Op weg naar het museum liet ik mijn camera op het trottoir vallen, verloor tweehonderd meter verder een stuk van mijn hak, kreeg in het museum een berisping omdat ik een foto maakte van de keuken en besmeurde de museumvloer met modder uit de museumtuin. Kortom, afgelopen dinsdag was ik in het Centraal Museum in Utrecht en zag de tentoonstelling ideaal ! wonen. Ik maakte er in het diepste geheim mijn foto's, de Volkskrant schreef erover in haar kunstbijlage:
"(...) moesten meubels degelijk, hygi?nisch, goedkoop te produceren en vooral effici?nt zijn. Als voorbeeld van die visie is in Utrecht de standaardkeuken te zien die Piet Zwart in 1935 ontwierp nadat hij nauwkeurig had opgemeten welke ruimte een huisvrouw nodig had."
In het Centraal Museum #1: de standaardkeuken van Piet Zwart - onlangs uitgeroepen tot "meest gezichtsbepalende ontwerper van de 20e eeuw" - anno 1938 en anno 2002. -
photoBooks available by Bint
8:22 AM PST, 1/13/2007
Available now by Bint photoBooks on INternet : http://www.boekwinkeltjes.nl/bint
-
Photography Nederlands Fotomuseum & Hans Aarsman
1:00 AM PST, 1/9/2007
-
PLEM 1909-1959 Company Photography De Stijl Elffers Oorthuys Thijsen Parr
11:06 PM PST, 1/7/2007
1909 PLEM 1959.
[Text L. Harpman, P.A. Becx (redactie); Bertus Aafjes, R. Franquinet (essay); E. L. Kramer (foreword); F. Houben (introduction); H. Gelissen (firm's history). Photography Cas Oorthuys Illustrations: P.A. Becx Layout Dick Elffers en Ben Dui
Maastricht / 1959 / 154 p. / cb. / 26x24cm / dustjacket / 136 b&w photographs, 7 color, in opdracht, uit bedrijfsarchief en uit niet-particuliere archieven / documentaire foto's / directeursportretten, huishoudelijke apparatuur, landschap en stedenschoon en schakelinstallaties). - Ill 11 b&w photographs, 35 colo / NN / Firmenschrift, Festschrift / Photographie - Anthologie - Auftragsphotographie, commissioned photography - Nederland, Niederlande - 20. Jahrh. / Printed by Firma Boosten & Stols, Maastricht (boekdruk). - Opdrachtgever: NV Provinciale Limburgsche Electriciteits-Maatschappij PLEM (50-jarig bestaan). - Foto-typo-taal. De elektriciteitscentrale wordt metaforisch voorgesteld als een sprookjespaleis uit duizend-en-een-nacht. De foto is onderdeel van een grafisch totaalontwerp. Grafieken zijn in aparte katernen op andersoortig papier afgedrukt. De tekst is gezet uit de Grotesk, Gill en Goudy catalogue. Lit.: M. Bruinsma, L. Ros en R. Schröder, Een leest heeft drie voeten. Dick Elffers en de kunsten, Amsterdam 1989, p. 42-43.
Plem 1909-1959 by : Martin Parr & Gerry Badger in The Photobook : A History volume II
It is a characteristic of the Dutch photobook, as it is of the Japanese photobook, that design is an important element of the total package. One of the best designed examples of the period was produced for the utility company PLEM ( Provinciale Limburgsche Electriciteitsmaatschappij), the electricity-generating company in the south of Holland, and it is the book's lead designer Dick Elffers, who is the driving force behind the look of the volume, even tough the photographic roster includes such distinguished names in Dutch photography as Cas Oorthuys (Oorthuys) and Koen Lenarts.
With its plethora of design 'references', the book might even be considered a prototype of the postmodern photobook, although graphic design, like fashion, was always a matter of visual appropriation. The borrowing begins with the cover, where the letters 'PLEM' are arranged in exactly the same way as the letters 'CPDE' on the cover of Man Ray's Électricite' (1931; see pages 182-83).
Another important design feature is a grid pattern that relates to the De Stijl movement of the 1930's, which numbered amongst its exponents Piet Mondriaan and Gerrit Rietveld. De Stijl was noted for its rigorous geometry and use of primary colours, and this is echoed throughout PLEM. Most notably, its piece de resistance is a two-page panorama of a power station at night, in which the space is fractured and expanded by means of red and yellow overlaid shapes.
Cas Oorthuys (1908-1975)
As no other photographer, Cas Oorthuys has expressed the growing self-confidence of the Dutch in the period of post-war reconstruction. His photographs show the restoration of the industry, hard-working Holland on the road to a society with a booming economy, and the growth of tourism.
Just like many other photographers in the post-war years, he chose people as his major subject. Characteristic for Oorthuys, though, is that he has always tried to let the environment in which they live and work play a role in his photographs. Another striking feature is his strong sense for composition: his photographs are composed carefully within the square of frosted glass of his Rolleicord.
At the beginning of the thirties he was personally affected by the consequences of the economic depression when he was fired as architectural assistant by the municipality of Amsterdam. He started his career in photography as a communist labour photographer, working since 1936 as photo reporter for the social-democrat weekly Wij.
After the outbreak of the Second World War, Oorthuys tried to survive as a portrait photographer. He also forged identity cards and in the 'Winter of Starvation' of 1944/1945, he was a member of the group that later would become known as 'De Ondergedoken Camera' ('The Hidden Camera'). This group had come into being around Dolle Dinsdag ('Crazy Tuesday', 5 September 1944) intending to capture the Liberation. When this unexpectedly failed to occur, the group documented illegally the last year of the German occupation. In retrospect this photo material has come to define our view of the 'Winter of Starvation'.
After the Liberation, social commitment continued initially to be the focus point for Oorthuys. This is evident especially in his photo book Een staat in wording (A Nascent state, 1947), a plea for a peaceful solution for the Indonesian struggle for independence.
When his hopes turned out to be vain, his view on the role of photography changed. He was to use the medium of photography no longer as a political weapon, and started to photograph people mainly motivated by the aspect of human interest. Ideology was pushed into the background, but people continued to play a prominent role in his photographs.
Dick Elffers (Rotterdam,1910 - Amsterdam,1990) occupies a crucial position in the development of graphic design in the Netherlands in the 20th century. He was a talented, diversified artist whose activities varied from painting to architectural & exhibition design, large scale sculpture, tapestries, ceramics, photography and an extensive body of graphic design. After studying at the Art Academy in Rotterdam (1929-1933) he worked with Piet Zwart and Paul Schuitema; interrupted by the 2nd World War he established his own studio in Amsterdam in 1945. He retreated from the austere modernism of the thirties and began to use a painters approach for his imagery creating his own expressionist style. His famous poster "Weerbare Democratie" has become an icon for the changing approach to poster design in the Netherlands after the war and his numerous music and film images designed for the Holland Festival in the fifties and sixties, with their bold colours and inventive typography, exude a vitality which has never been duplicated since.
In 1949 Elffers was the first recipiant of the H.N.Werkman Prize awarded by the city of Amsterdam; he taught at the Academy of Art in Eindhoven in the seventies; he designed the Dutch memorial exhibition in the Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau in 1980 and in Westerbork in 1983. -
Jazz & Photography Claxton Elsken Klein
10:57 PM PST, 1/5/2007
William Claxton: Photographic Memory
by Garrett White
Photography is a form of memory. A century ago, the French novelist Emile Zola wrote, "You cannot claim to have really seen anything until you have photographed it." He might have said, you can't claim to have really remembered anything until you've seen a photograph. A photographic image, a work of art as a record of a moment in time, is the way we remember our world. Memory, of course, is itself a work of art. And what we see in a photograph is always a mix of what we bring to it - how we feel about the subject, how we respond to what we see - and what the photographer has created out of light and movement and place.
The pattern of a life can be captured in a photograph. Not the whole ineffable life, to be sure, but something we recognize as essential. We know this instinctively, even in the memory of an image, especially of someone we love: a familiar gesture, a certain glance, a well-wrought pose, a moment, gone forever, of expressive will and human emotion. The life expressed in Photographic Memory is William Claxton's. In the early 1950s, while still in school at UCLA, Claxton began photographing musicians on the flourishing Los Angeles jazz scene. His subsequent history in jazz is well known. While still a student, he founded the record company Pacific Jazz with producer Richard Bock and went on to photograph (and often design) hundreds of album covers. His quintessential images of jazz musicians appeared in scores of magazines and have been shown in galleries and museums around the world. The body of work he created chronicles a whole trajectory of postwar American jazz, from its early years to bebop, West Coast Cool, and the flowering of free-form improvisation. When shooting in Los Angeles and San Francisco, he often photographed his subjects outside, bringing an intimacy to his images that said as much about his friendships with these artists as it did about the California light. He brought this same fresh approach to his photographs of musicians in New York, Chicago, New Orleans, and other cities around the country.
Less well known is the fact that throughout his career Claxton has just as assiduously photographed people from all walks of life, both the famous - writers, actors, directors, composers, artists, and fashion designers - and the family and friends to whom he has been closest. Often there has been little distinction between the two. In a sense, he has always been a kind of neighborhood photographer, though later his neighborhood became the world. Many of the photographs shown in the gathering of pictures featured here - whether shot in a recording studio, on a Hollywood sound stage, or in the living rooms of his subjects - were taken within a few miles of Claxton's home at the top of Benedict Canyon above Beverly Hills.
A Pasadena kid who went to high school in Glendale, Claxton has been an insider in the world of L.A. art and entertainment for most of his adult life. He has always moved easily between jazz clubs, recording studios, the art scene, film sets, and the homes of the artists who became his friends. Above all, this work is about friendship. As a young man Claxton gravitated toward jazz musicians because of his precocious love of their music. That love was true enough to earn him lifelong friendships with many of those he photographed. (After a gig on Central Avenue, while still living with his parents, he brought Charlie Parker home for an early-morning dinner, as good an example as there is about how to reconcile life and art.) Later, he continued to be drawn to jazz musicians, I believe, because as a rule they don't care about pretense. For one thing, fakery interferes with the music. For another, they've most often been on the outside of polite society. As a result, they are who they are, take it or leave it. Style? It's all they've got. And if this book is first and foremost about friendship, it is next about style. Although genuinely too modest to admit it, Claxton is universally considered as gracious, funny, elegant, and stylish a man as you are likely to meet, and with enough charm and wit to have been at home in any Noel Coward play. He has always admired these qualities in others, especially in those who seem to have them effortlessly and in abundance, and it shows in the photographs - in the beauty of Gloria Swanson shopping with Claxton in an antique store, on the set with the eternally hip Steve McQueen, or in the image of a dapper Vincent Price at home with his renowned collection of art.
Although best known for his jazz photographs, Photographic Memory - a book-in-progress planned for publication in fall 2001 - reveals Claxton as a versatile artist whose subject is the human face and the human form. "The international languages of jazz and photography need no special education or sophistication to be enjoyed," he has said. "All I ask you to do is listen with your eyes." It's a request that can be applied to all of his work. And if we listen with our eyes - aware of the parallel between a photographer with his camera and a musician with his "ax" - what we see in Photographic Memory is the pattern of a life expressed, like that of any great musician, in pursuit of the truest notes.
Key to that life is the Peggy of these pages. Peggy Moffitt, Claxton's wife of more than forty years, has been a pivotal influence in his life and art. Their work together began with shooting album covers and continued with the fashion designer Rudi Gernreich, Claxton as photographer, Moffitt as model and muse to them both. Her reputation as a groundbreaking model who contributed to the crafting of the images in which she appeared does only partial justice to the depth of the lifelong collaboration between the two. The love they have brought to their art is evident here, and the memories offered in these photographs are shared between them. More often than not, as you will see, they are our memories too.
Garrett White is a writer and producer in a variety of media, from commercial and academic publications to documentary film. Since January 1999 he has served as Director of Publications for the Los Angeles County Museum of Art.
For your interest, see Michiel de Ruyter's collection of Jazz LP covers : http://mdr.jazzarchief.nl/platen/scans/
-
Jim Goldberg Raised by wolves
1:21 PM PST, 1/4/2007
d Raised By Wolves as a Non-Fictional Multi-Media Narrative
Sarah Wichlacz"It’s not like you can go home and watch TV."
Unattributed handwritten quote from "Raised by Wolves" p46Jim Goldberg’s Raised by Wolves is purely narrative. It is a story, as true as any story can hope to be; it is a story told through many mediums; it is the story of the streets. Jim Goldberg, a photographer by trade, spent ten years on the streets of San Francisco and LA "documenting" the citys’ homeless teens. Raised by Wolves is the story of Goldberg’s experience with these teens. This story takes on many forms: a traveling art gallery exhibit, a book, a website, and an experience. All of these radically different modes of narrative function to tell the same story. Raised by Wolves is the fabula at the core of these different manifestations, altered by different mediums and orders. But multiple venues are just the tip of the multimedia iceberg. Raised by Wolves is part photojournalism, part novel, part movie, part comic, and part museum display. Shifts in mediums occur within the individual pieces themselves. In the book, the fabula and the story (the order) remain the same while the text (the medium) changes repeatedly. Raised by Wolves adopts some conventions from all of these mediums but it transcends them as well. Raised by Wolves is nothing like anything you’ve seen before. While the traveling exhibit is seen in fine arts venues, the website caters to social activism through testimonial. For the sake of clarity and brevity, I will only be discussing the book version of Raised by Wolves, but it is important to keep in mind that the exhibit and website, while separate, are still part of the greater piece.
The history of storytelling is as old as humankind, maybe even older. Throughout this history voice, body, images, text, objects themselves, and today even film, video, and computers have all been utilized to create and tell stories. A number of mediums have been created by utilizing more than one of these storytelling techniques at once. Comics usually combine image and text; film, moving photographs, combines sound and image. Raised by Wolves has it’s own unique blend of image (photos and video stills) and text (transcripts of conversations and handwritten notes and letters). Out of Raised by Wolves’ 315 pages 31 of them are fully textual, usually typed transcripts of conversations between Goldberg and the homeless teens. But bulk of the book is photographic in nature; even handwritten notes become photographs within the book. The style of Goldberg’s photographs and the reportage nature of Raised by Wolves refers to photojournalism.
Photojournalism itself grows out of journalism, and the main goals are to inform/teach the audience and to uphold the truth. The first real photojournalistic narrative was The Execution of the Lincoln Conspirators by Alexander Gardener, photographed in 1865. It includes traditional portraits of the conspirators along with seven sequential images depicting the hangings. Earlier, in 1855 the Crimean War was the first war to be documented photographically, but slow film speeds made it impossible to record action, only the aftermath. These images were often reproduced as lithographs and published in European journals and newspapers. But these early news photos lack the narrative qualities that later became synonymous with photojournalism. The same detached nature prevents the famous Civil War photographs by Mathew Brady from being true photojournalism. These types of photos were published in journals such as Harper’s as illustrations for articles on the war, but the article and the photo rarely combined to make a true narrative. In the depression era United States a social documentation style was emerging. Jim Goldberg’s Raised by Wolves comes directly form this photographic heritage. Documentary refers to a style apart from news and art photography; it implies that the photographer had a goal in mind, usually to expose social injustice and to somehow bring about a change. But another more important convention is the presentation of photos in a group rather than one at a time. Multiple images lead to a decidedly more narrative approach to photography.
The social documentation style (combined with European war reportage style) evolved into what is known as Life magazine style. The Life style is defined by the combination of text and image; while the two mediums remain spatially separate, they combine to tell the same story. Here the fablula is told through two separate texts (mediums) creating a unique gestalt telling. Mary Ellen Mark best represents the contemporary manifestation of this style. Her subject matter is also closely related to Goldberg’s, which provides points of comparison and contrast in looking at his work. In 1983 Mary Ellen Mark, working for Life magazine, went to Seattle Washington with writer/reporter Cheryl McCall to document the city’s street children. The resulting piece was a powerful story with even more powerful characters, so powerful in fact that Mark’s husband, Martin Bell, was moved enough to make a documentary film. So today Streetwise exists as a Life magazine article with photos, a black and white documentary film, and a book with Mark’s photos and quotes from the street children in the film. This type of multimedia impulse is reflected in Raised by Wolves, but Goldberg alone is responsible for the whole that is Raised by Wolves, whereas there is a separation of the writer, photographer, and filmmaker in Streetwise. Streetwise also upholds many of the conventions of documentary photography that are often disregarded in Raised by Wolves.The conventions of documentary photography demand that the photos be printed full frame with black boarders. Full frame images allude to truth, in that nothing has been cropped from the photographic frame. This idea ignores the fact that many (usually hundreds) of images are "cropped" out during the editing process. Another important convention is the lack of the photographer within the narrative. Narrative photographers strive not to alter, change, or influence their subjects at all. This is no easy task, as most people don’t act normally when they have a stranger with a camera following them around. In documentary photography truth is the most important ideal. The job of the photographer is to represent objective truth as best as they can. This is an impossible and outdated objective that Jim Goldberg works hard to successfully usurp.
Lynida Bambo
Goldberg uses text and imagery to relate the experiences of his subjects directly to his audience. He originally shot only straight black and white photographs, but later began incorporating text. In his exhibit/book Rich and Poor (1979) Goldberg juxtaposes photographs of very rich people and very poor people, but he allows the people to speak for themselves by letting them write their feelings about the image on the photograph itself. Goldberg goes further in Raised by Wolves by recording and transcripting his subjects’ real voice, not their more contrived written voices. In many other ways Raised by Wolves evolves from Goldberg’s earlier works. In their class conscious and gritty street photography style, as well as narrative elements Goldberg’s earlier work prepared him for his master work, Raised by Wolves, Goldberg’s ten years with San Francisco’s street children has created a finely tuned story of epic proportions, as grand in scope as a Russian novel with over 170 photographs and over 100 characters in the "cast" (Raised by Wolves, p5).The immense task of recording and then assembling the incredible volume of media that went into Raised by Wolves is all the more impressive because of how finely tuned the piece is. While Raised by Wolves is grand in scope, it finds focus in the intertwining stories of Tweeky Dave and Echo, two very different homeless teens. Tweeky Dave is a mysterious, skinny, sickly, kid that manages to be friendly and strong despite the years he's spent on the street. In contrast, Echo (Beth) is a new comer, a runaway struggling to survive her new environment. Jim, Goldberg himself, is a character cum narrator. He is a faceless voice who muses about how to start his book, this book, with Tweeky Dave and Echo (28). Jim who takes the ailing Tweeky Dave and Echo to the hospital pediatric clinic (199). Jim Goldberg is the documenter and the documented, a character and an actor, the narrator and photographer, the friend and the witness. The multiple roles played by Goldberg/Jim are in direct conflict with the conventions of modern documentary photography. This has the effect of calling into question the role of the photographer/documentarian. Is Raised by Wolves more truthful because it admits the role of the photographer? Or is Goldberg a puppeteer in plain sight? Goldberg is much more a collaborator, allowing his subjects have a direct say and refer to him and the project. Goldberg lets the teens know what he is doing, what his motives are, and allows them to be involved as much or as little as they like.
The book opens with Echo’s story, utilizing photographs, photographs of photographs, video stills, transcripts of a conversation with her mother, Echo’s handwritten testimonial, a map, and the most innocent school portrait. Echo was your average girl in the average working class family until her stepfather, a cop, molested her. The pain at home was too much so she fled across the country at 13 to live in the San Francisco streets. The two page spread gives a blurry abstract notion of suburban bliss and normality (12-13). But this is cut into an interview with R. Sylvia, Beth’s mother, who unflinchingly tells the story of Beth turning her stepfather in to the police and her repeated attempts at running away. A map with handwritten notes and photographs cooberates R. Sylvia’s story.
We meet Tweeky Dave as Echo’s new boyfriend, and Dave is in love. Goldberg lets Dave’s body tell his story first with close-ups of his rotten teeth, track marked arm, and scarred and twisted stomach. Like his scars, Dave’s own handwritten scrawl tells a violent story, a 15 year old junkie mother and a biker father who shot him. This is combined with the transcript of Dave’s story on the next page. In the transcript Dave admits that he is "making things up" because "It doesn’t hurt as much" (36). Already we know that Tweeky Dave is who he says he is, who the other street children think he is, and not his "real" history. "Their twinned stories are told with a mixture of fact and fiction that mirrors their penchant for self-mythologization in their desperate search for identity (Strauss 102). But a few more pages into the book there is a photo of Tweeky Dave’s jean jacket covered in profane writing; this jacket is not a prop. It is here to emphasize the reality, an artifact confirming Dave’s reality. Through out the book
there are other objects, depicted unlike anything else -- large, full of color and detail. These objects: a jacket, skateboard, broken baseball bat, letter from the hospital, a dirt encrusted pillow, function to tie these non-entities to reality. Do these children without home or parents exist at all? Forgotten and abandoned, so far on the edge of reality these relics give proof to the street kid’s marginal existence.
After these introductions Goldberg start to let the viewer/reader in on his methods. A black and white photograph of a girl is marked with sharpie, a crude crop mark highlights the girl’s scared wrist. (p61) A few pages later an enlarged strip of film crosses over both pages, this occurs again with crop marks selecting a choice frame (p64-65 and p100-101). These images give us insight into Goldberg’s process, how he selects to crop, the type of image he edits out, but most importantly it allows the viewer to understand that there is a man and a method that is shaping this narrative. He is again reminding us of his subjectivity and his effect his hand has on the work.While we as viewers are aware that Goldberg is as present in the scenes as the characters themselves, the teens seem to forget about him and allow him to record their most private moments. From sexual encounters to drug use, fights to prostitution, the kids are very open. Transvestites and crack pipes mix with cut heads and bruised necks to form a backdrop were children aren’t children anymore and numbing the pain is more important than survival. Goldberg’s interviews with police officers and a youth counselor highlight the indifference and apathy of the adults who know these children. Adults who, like the children, just don’t know what they can do, yet they have a kind of respect for them, Dave especially. Mindy Lennon, a youth counselor, says of him, "It’s a mystery. Dave is an inspiration to people. He is society’s throw-away" (p133).
Raised by Wolves describes these children, who have been chased out or run out on dysfunctional and abusive families and into the streets where children teach children how to do anything to survive. In his handwritten scrawl Dave writes "Born a wicked child/ raised by wolves/ a screaming kamakazi/ I will never crash" (166). Dave revises his earlier rendition of his life story, he says he made it up and he is really a twin born to a young mother and a politician father who tossed him away, but luckily he was found and raised by a homeless junkie whore (156-9). Goldberg titles Dave’s story "The same ol’ story Romulus and Remus, Griffith Park, LA." A boy of noble birth forsaken by his family, raised by a wolf (Lupe, the homeless junkie whore), a twin, and a warrior of sorts; Dave fits the bill as Romulus, and the story isn’t true but that hardly matters. How could this street child fabricate a story so thick with history and symbolism; how could he be so prophetic in his poetry? Dave is on a downward spiral, from now on each time Jim sees him there is a little less left. Dave says he is dying but no one really wants to believe him. Echo gets pregnant. Things are falling apart.
1995. Polaroids.
Towards the end of the book Goldberg lays out six pages of Polaroids with a couple pages of lists of names. Many of the Polaroids are signed, some addressed to Jim. They read like a yearbook for the streets: have fun, stay cool. But these high school aged kids have been robbed of that innocence and purity. There is no normality on the streets. Still just a girl, Echo cleans up and has her baby, a girl named Amber, and then another. She retreats back to her mother’s suburban home and rejoins "normal" society. She phones Jim often sending snapshots of the girls. Echo returns to being Beth, and in a way her’s is a happy ending.Dave on the other hand was telling the truth, he was dying. Dave soaks up small time fame by staring on daytime talk shows, like Jerry Springer, using himself as a repellent for runaways. The last pictures of him are in shocking contrast to the happily blurry snapshots of Beth. The harsh black and white photos of Dave cruelly expose his ravaged face, wrinkled eyes, and rotten stubs of teeth. Jim shows Dave the dummy for the book. He reads it (all of it) and says absolutely nothing. He calls a number of times after this to report on his deteriorating health and cravings for drugs. Jim hesitates to believe him. Dave claims to have hepatitis A,B,C, and D, and maybe E. On November 20, late in the afternoon, Dave calls Jim one last time to say he loves him. The next morning Jim finds out that Tweeky Dave is dead of liver disease. With his last dying will he had called Jim Goldberg, photographer, artist, documentarian, friend, and witness. Before having a ceremony with the street kids, Jim gets in contact with Dave’s real family. His sister is very detached; he was a twin deserted and adopted, his stomach was partly missing due to a birth defect, but he wasn’t abused or chased out. Ten years ago he had gone home right before "momma" died, and for the last two years he called home promising to return soon. Dave never did tell the truth, he was a myth until he died, he was "Tweeky Dave," a self-created character. Truth is again called into question: Which Dave is the truth? Is there a truthful Dave?
Last photo of Tweeky Dave
In the end Raised by Wolves proves that it is stronger for it’s use of mixed media. It is a text carved from a grand experience, a story pulled from the streets and the heart. Goldberg tossed old photographic conventions to the wind, discovering a powerful way to weave a narrative. Goldberg also allows himself to become part of the narrative. Without the Jim character to call and to love Dave would have had no one in his last days, hours, and years. It is Jim, the nonjudgmental photographer that brings the audience close to Dave and Echo. We are called by their very human relationships. Raised by Wolves is story told out of devotion, obsession, and emotion. Raised by Wolves is a narrative as potent as any film, novel, or photographic series. Raised by Wolves ispurely narrative -- it is a story, as true as any story can hope to be, told through many mediums. It is the story of the streets. It is Jim Goldberg’s story.SELECTED BIBLIOGRAPHY
Ballerini, Julia. "Raised by Wolves (book reviews)." Afterimage 26, no. 6 (Summer 1996): p120-125
Chen, Chris. "No Gravity: Jim Goldberg's Raised By Wolves." 1997
Goldberg, Jim. "Hospice: A Photographic Inquire, Jim Goldberg." 1998
_________. Rich and Poor. New York: Random House, 1985.
_________. Raised by Wolves. Berlin: Scalo Zurich, 1995.
_________. "Raised by Wolves." 1995
McKean, Dave. "Storytelling in the Gutter." History of Photography 19, no. 4 (Winter 1995): 293-97.
Norton-Westbrook, Becky. "Jim Goldberg: Raised by Wolves." ArtPapers November-December 1997. 43.
Ribiere, Mireille. "Danny Lyon's Family Album: Sequence, Series, Set." History of Photography 19, no. 4 (Winter 1995): 286-91.
Rosenblum, Naomi. A World History of Photography. New York: Abbeville Press, 1997.
Strauss, David Levi. "Jim Goldberg: Pace/Macgill Gallery." Artforum, September 1996, 102.