Bruynzeel, Piet Zwart, Jan Wils & Carel Blazer

1:15 AM PST, 12/15/2006

Free Image Hosting at www.auctiva.com

 Free Image Hosting at www.auctiva.com

 
Met Stoom - Nummer 16 - april 1994

 

Jan Wils in Zaandam

Door Ger Jan Onrust

Wie de jaargangen van Met Stoom en voorganger MBTZ-Nieuwsbrief doorloopt moet welhaast het idee krijgen dat de monumentale industriële bouwkunst in de Zaanstreek en rond 1900 en aan de Zaan is gebouwd. De fabriek van Boon lijkt de uitzondering op deze regel te zijn, maar dat is het dan wel.
Het openstellen van de Den Uylbrug gaf recent aanleiding tot bijstelling van dat gezichtspunt. Niet alleen kwam het meer aan het Noordzeekanaal gelegen Eurometaal-complex wat meer in het zicht, maar vanuit Zaandam-oost komend, rijd je nu ook recht in de richting van de Bruynzeel-fabriek. Nu kende ik deze gebouwen redelijk goed en deden zij mij altijd aan de ontwerpen van een van de belangrijkste architecten van deze eeuw, Frank Lloyd Wright (1867-1959), denken.
De sloopplannen van het ‘huis van Franken’, een markant gedeeltelijk houten woonhuis op de zuidpunt van het fabriekscomplex, deed mij besluiten de achtergronden van huis en fabriek te onderzoeken. Al snel kwam de naam van Jan Wils boven tafel. Was dat niet de architect van het ook al met sloop bedreigde Olympisch Stadion van Amsterdam? Onderzoek in het Gemeentearchief Zaanstad (GAZ) en de Wils-collectie van het Nederlands Architectuur Instituut te Amsterdam (NAI, nu Rotterdam) bracht het volgende aan het licht.

 

Het Bruynzeel complex omstreek 1930

Wils stond - naar later bleek - op het toppunt van zijn carrière, toen hij, in 1920 de opdracht kreeg de Bruynzeel deurenfabriek te Zaandam te bouwen. Het Rotterdamse houtverwerkende bedrijf was het eerste bedrijf dat, aangetrokken door de gunstige aan- en afvoermogelijkheden die de pas geopende Nieuwe Zeehaven bood, zich tussen de spoordijk en het Noordzeekanaal vestigde. In 1919 brandden de fabrieksgebouwen in Rotterdam geheel af, en, ondanks dat daar werd herbouwd, zocht de bedrijfsleiding elders mogelijkheden om te groeien. Zaandam bood die mogelijkheden. Er was een enorm fabrieksterrein, aan water gelegen, beschikbaar. Vooral het water, dat niet alleen af- en aanvoer mogelijk maakte, maar ook gelegenheid bood om de balken ‘te wateren’, was een belangrijke vestigingsfactor. De in Alkmaar geboren Jan Wils (1891-1972) kreeg de opdracht de nv Hollandsche Deurenfabriek C. Bruynzeel en Zonen te bouwen.
Jan Wils heeft een merkwaardige plaats in de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Begin jaren ‘20 werd hij internationaal erkend als “een van de meest maatgevende Hollandse bouwkunstenaars”. Desalniettemin heeft hij in naoorlogse studies weinig aandacht gekregen. Een reden voor deze desinteresse kan zijn, dat hij moeilijk in een bepaalde stroming is te plaatsen. Het neemt niet weg dat zeker zijn eerste ontwerpen voor Bruynzeel geïnspireerd zijn door het werk van Frank Lloyd Wright.

Wils groeide op in een Alkmaars aannemersgezin. In 1912 kwam hij in dienst van gemeentewerken in zijn geboorteplaats. Kort daarop werd hij leerling-tekenaar bij architect Johan Mutters te Den Haag. Na twee jaar verhuisde hij naar het kantoor van de invloedrijke H.P. Beklaag (1856-1934), waar hij kennismaakte met het werk van Wright. In 1916 opende hij zijn eigen bureau en een jaar later werd hij lid van ‘De Stijl’ (tot 1919). In de jaren ‘20 had hij een centrale plaats in de Haagse (architectuur) school, waarbinnen op Wright geïnspireerd werk werd gemaakt. Wils zelf ontwierp in 1918 voor het eerst in deze ‘organische architectuur’. Hij bleef tot ver na zijn 65ste actief ontwerper en overleed in 1972 te Voorburg.

Hoezeer Wils Wright bewonderde bleek in 1921, toen de in Voorburg woonachtige architect in Elseviers geïllustreerd maandschrift schreef:

“Breed, languit liggen zijn bouwwerken. Elke inwendige ruimte teekent zich in zijn ware verhoudingen naar buiten af en over dat samenstel van lichamen ligt het vlakke dak, vaak ver naar buiten de gevellijn uitstekend. Breede, zware banden accentueeren de horizontale werking van het gebouw, waarin de opstijgende lijnen van schoorstenen, soms ook van ramen, de eenige tegenwichten zijn voor horizontale werking. (...) Er is een geregelde klimming in het huis vanaf de eerste grondslagen tot het hoogste punt van den schoorsteen; de lagen worden steeds korter en het bouwwerk vertoont als resultaat een pyramidevorm, de grondvorm van het hoogste statisch evenwicht en tegelijk aesthetisch, van de meest verheven rust.”

Tekening door Piet Zwart
Gedeelte van een tekening gemaakt door Piet Zwart, uit de “Wils-collectie” van het NAI
Het werk van Wils, ook in Zaandam, heeft minder openheid. Het is zwaarder, monumentaler. Vaak zijn het gesloten kubistische vormen. Daarin is hij door ‘De Stijl’ geïnspireerd. Daarnaast is in zijn ontwerpen vaak sprake van opvallend kleurgebruik. Piet Zwart (1885-1964) maakte een perspectieftekening van de Bruynzeel-fabriek waarin het complex een ondefinieerbare kleur geel/bruin/oker heeft, de poort en raamkozijnen kobaltblauw zijn geschilderd en de stijlen van de ramen zelf groen zijn gekleurd.

Zoals gezegd, op het moment dat Wils door Bruynzeel werd gecontracteerd, bevond eerstgenoemde zich op een hoogtepunt in zijn carrière. Het woningbouwcomplex De Papaverhof in de Haagse wijk Daal en Berg (waarvan de prachtige restauratie in 1989 gereed kwam) was in 1920 opgeleverd. Dit wordt gezien als een van zijn meest tot de verbeelding sprekende projecten. Freijsier noemt het woningbouwproject “een hoogtepunt van de moderne stedelijke woonarchitectuur in Nederland, een van de eerste tekenen van de omwenteling die rond 1920 in de Nederlandse architectuurwereld plaatsvond.” Nadien was Wils minder succesvol.

Of Wils inderdaad door zijn connecties aan de opdracht tot het bouwen van het Olympisch Stadion is gekomen, laat ik in het midden. Feit is echter dat het stadion kort na de opening al vrij veel kritiek opriep en eigenlijk is die kritiek nooit verstomd (alle pogingen om het gebouw nu als beeldbepalend te behouden ten spijt). Desalniettemin bleef Wils ‘huisarchitect’ voor Bruynzeel, zoals is op te maken uit de omvangrijke tekeningencollectie in het NAI. Het eerste ontwerp dat Wils voor de nv Hollandsche Deurenfabriek maakte, bestond uit drie fabriekshallen, een kantoor, een portierswoning met garage, een portiersloge, vijf droogkamers, twee ketelhuizen, een schaverij, twee magazijnen, negen houtloodsen, een steiger en een toegangspoort.
Wils ontwierp niet alleen het exterieur, maar ook het interieur, bepaalde welke materialen waar gebruikt moesten worden, tot en met het aantal en het soort hangers in de gebouwen aan toe. Alles, gebouwen, transferrails en water, was op elkaar afgestemd. Centraal lagen de drie fabriekshallen, drie lage brede hallen, waarin (en waarop) grote ramen, om zo veel mogelijk van het daglicht gebruik te kunnen maken. Daarvoor de poort, met aan de linkerzijde de loge en aan de rechterzijde de woning. Hier wordt de invloed van Wright duidelijk. De panden hebben platte daken, zijn rechthoekig en worden door brede banden geaccentueerd. Hoge smalle ramen doorbreken de horizontale werking van de gebouwen. Vooral de twee daken van de portiershuisjes, net naast de poort, steken ver uit. Door twee massieve stenen zuilen naast de poort te plaatsen, wordt het geheel weer doorbroken. Links breken het ketelhuis en de schoorsteen het geheel van het door verticale lijnen gedomineerde complex.

In de Wils-collectie van het NAI bevinden zich tientallen tekeningen van het complex aan de Pieter Ghysenlaan. Daarnaast zijn catalogi, brochures, vloeibladen en foto’s verzameld. De verzameling maakt een redelijk complete indruk, hoewel een aantal opgevraagde stukken niet konden worden getoond. Er mag worden verwacht dat de verhuizing van het instituut van Amsterdam naar Rotterdam, begin dit jaar, niet heeft bijgedragen aan het terugvinden van de stukken. Wils’ ontwerp is gefaseerd vrijwel geheel uitgevoerd. Hoewel de gegevens elkaar tegenspreken is duidelijk dat in 1920 (of kort daarna) twee hallen, het zuidelijke magazijn, het ketelhuis (met de markante cycloon), de schoorsteen, het kantoor, vier droogkamers en drie houtloodsen gereed kwamen.

Een foto van een gedeelte van het Bruynzeel complex uit 1920

In 1925-26 werden de hallen drie tot en met vijf, vier droogkamers, de portierswoning (inclusief garage) en de toegangspoort opgeleverd. Tussen 1927 en 1932 werden minimaal drie droogkamers, het noordelijke magazijn en een houtloods gebouwd. In laatstgenoemd jaar kwam hal zes beschikbaar. Hoewel de Bruynzeel administratie meldt dat in 1930 de droogkamers 8 tot en met 13 zijn geplaatst, was de achtste kamer al eerder beschikbaar gekomen en zijn op foto’s van voor 1933 slechts elf kamers identificeerbaar. In dat jaar veranderde het aangezicht van het complex vrij stevig, doordat gedeeltelijk over de hallen twee en drie het huidige (en toenmalige) kantoor werd gebouwd. Waarschijnlijk sneuvelde de toegangspoort bij deze verbouwing. In 1937 werden de hallen zeven en acht neergezet.

Ook het Gemeentearchief Zaanstad bezit, in de collectie van de afdeling bouw- en woningtoezicht van Zaandam, een grote verzameling tekeningen. Geen van deze tekeningen is als van Wils’ bureau herkenbaar. De tekeningen zijn gesigneerd door werknemers van het Zaandamse architecten/aannemersbureau van de gebroeders J. en D. Eilmann, die kennelijk alle bouwwerkzaamheden voor Bruynzeel hebben uitgevoerd. Het zijn dezelfde exterieurtekeningen als in de Wils-collectie van het NAI. Ook de tientallen tekeningen van de Bruynzeel-fabrieken, die het GAZ in de collectie van de dienst Stadsontwikkeling van Zaandam heeft zitten, voegen weinig toe aan de kennis over de gebouwen en hun ontwerper.
Eerder is melding gemaakt van de betrokkenheid van de in Zaandijk geboren Piet Zwart bij Wils’ ontwerpen. Deze vernieuwer binnen de Nederlandse kunstnijverheid was van 1919 tot 1922 in dienst bij Wils. Via de tekeningen van de deurenfabriek kwam Bruynzeel in contact met Zwart. Deze ontwierp vervolgens onder meer catalogi en ander reclamemateriaal. Zwart bleef, na zijn vertrek bij Wils, voor Bruynzeel werken. Hij is een van de ontwerpers van de bekende keukens geworden. De typische stijl van Zwart is herkenbaar op een van de vroegste foto’s van het complex: achter twee droogkamers, op het ketelhuis, staat een vroeg logo van de deurenfabriek in een door Zwart gehanteerd lettertype.

 

Wils is tot in de jaren ‘50 voor Bruynzeel blijven werken. Na 1920 heeft zijn bureau in 1924 (dubbel woonhuis, smederij, garage), 1927 (vloerenfabriek) ,1947-1948 (kantoor, garages, kantine) en in 1955-1956 (uitbreiding kantoor deurenfabriek) opdrachten van Bruynzeel uitgevoerd. Opmerkelijk bij dit alles is het complete ontbreken van enige aanwijzing naar Wils met betrekking tot het voormalige woonhuis van oud-burgemeester G.J.D. Franken (die januari 1966 een spraakmakende overstap naar een directiepost bij de Bruynzeel fineerfabriek maakte). Nadat de Nieuwe Zeehaven was gedempt heeft Franken nog enige tijd in dit markante, doch in slechte staat verkerende huis, gewoond. Sinds een jaar staat het pand leeg en circuleren plannen om het te slopen.
De woning aan de Pieter Ghysenlaan 5B is, blijkens archiefstukken in het GAZ, in vier fasen gebouwd. In 1921 stonden Burgemeester & Wethouders van Zaandam J. en D. Eilmann toe een vierkant houten huis met een laag dak te bouwen. Er was sprake van een “tijdelijk verblijf”. Wanneer in 1927 toestemming wordt verleend om een ‘steenen aanbouw’ (ontwerp van B. Reinders b.i.) te plaatsen, weet Bruynzeel dat het desondanks een “tijdelijk verblijf” blijft. Bij de toevoeging van een verdieping, een serre en een trap (Eilmann) wordt wijselijk niet meer gesproken over het karakter van het huis. Het huis staat er, blijft er kennelijk staan, ook zonder een definitieve toestemming om erin te wonen.

Woonhuis Stormhoek
Woonhuis “Stormhoek”
Foto Henk van 't Loo
In 1942 wordt tenslotte door Eilmann een kleine bergplaats aan het woonhuis (genaamd ‘Stormhoek’) toegevoegd. Gevoegd bij de verplaatsbare loopplank naar het huis, het prachtige uitzicht over wat destijds de Nieuwe Zeehaven was, ontstond op deze manier een architectonisch opmerkelijk pand, waar Wils echter waarschijnlijk nooit iets mee te maken had. Hebben de architecten in dienst van Eilmann zich op hun beurt weer laten leiden door de ontwerpen van Wils voor Bruynzeel? In de weinige Wils-monografieën wordt niets gezegd over zijn bemoeienissen met de Bruynzeel fabrieken. Toch is vooral de deurenfabriek een fraai voorbeeld van door Frank Lloyd Wright geïnspireerd werk in de Zaanstreek.

Wie vandaag naar de oorspronkelijke panden van Wils speurt, moet goed zoeken. Een onderneming als Bruynzeel laat zich bij bouw en herbouw leiden door wat bedrijfsmatig wenselijk is. De hallen zijn nog als originele ontwerpen herkenbaar. De recent in onbruik geraakte droogkamers vormen nu een merkwaardig complex van blinde muren met tientallen schoorstenen. De markante cyclonen zijn eind jaren tachtig, onder invloed van verscherpte milieuregels, gesloopt. De houtloodsen zijn verplaatst. Al met al is van het originele ontwerp weinig over. Dat is logisch, gezien de expansie van Bruynzeel in de jaren ‘20 en ‘30. Ook de toen gedane toevoegingen zijn voor een groot deel op de tekentafels van Wils’ architectenbureau ontworpen. Dat maakt dat de deurenfabriek nog steeds als een ontwerp van Wils te kenschetsen is.

Bronnen en literatuur:

  • Nederlands Architectuur Instituut; collectie Wils:
    15-20, 88-89, 408-409, 1465-1466, 1665, 1713, 1745.
  • Gemeentearchief Zaanstad; Zaandam, bouw- en woningtoezicht:
    1, 20-22, 77
  • GAZ; Zaandam, stadsontwikkeling:
    Pieter Ghysenlaan 5B 21-3-1927, 24-3-1927, 31-3-1927, 19-4-1927, 2-11-1927, 25-7-1934, 30-9-1942.
  • J. Franso, V. Freijser, G. van Hoorn, W. Vierling, De stijl van Jan Wils. VOM-reeks no. 4. ('s Gravenhage 1989) 9-84.
  • O. Kiers, Jan Wils / Olympisch Stadion. Monografieën van de Stichting Architectuur Museum (Amsterdam, 1978) 3-14.
  • L.A. Ankum, e.a. (red.), Encyclopedie van de Zaanstreek (Wormerveer, 1991) 122, 133, 850.

Met dank aan B. Swarte, Zaandam.

De bij dit verhaal gepubliceerde foto's komen uit het Bruynzeel-archief de tekeningen uit de Wils-collectie van het NAI

 

Bruynzeelcomplex begin jaren 30
Bruynzeelcomplex begin jaren '30

Piet Zwart, een veelzijdig avant-gardistisch vormgever.

Piet Zwart, de bekende ontwerper van Bruynzeel, werd geboren in 1885 te Zaandijk.
Zijn vader was bedrijfsleider bij een olieslagerij, een van oudsher bekende bedrijfstak in de Zaanstreek.
De interesse van de Zaanse ondernemer voor techniek en het streven naar doelmatigheid waren ook bij Piet Zwart sterk aanwezig.
Je zou het zijn levensvisie kunnen noemen. Naast zijn grote belangstelling voor de natuur,
stond niet zozeer het artistieke aspect op de voorgrond, maar de vraag: hoe zit het in elkaar en hoe werkt het.

Toch is Piet Zwart als leerling aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam begonnen,
werd leraar tekenen en kunstgeschiedenis aan de Industrie en Huishoudschool voor meisjes in Leeuwarden.
Via het leraarschap ontwerpen aan de MTS was hij uiteindelijk meubelontwerper geworden.
Zijn eerste opdrachten ontstonden door vragen vanuit de school waar hij les gaf zoals:
"...een stoel te verzinnen waarmee die verdomde meiden niet meer kunnen wippen". (Piet Zwart interview 1970).

Hij raakte ook onder invloed van de idealistische en socialistische ideeën van voor de Eerste Wereldoorlog.
Het lezen van Marx en de betekenis van het socialisme maakte hem er bewust van hierin als kunstenaar een rol te kunnen spelen.

In 1913 verhuisde Piet Zwart naar Voorburg, om in Delft door studie de in Leeuwarden opgedane interesse voor architectuur verder te ontwikkelen.
De Eerste Wereldoorlog, mobilisatie en geldgebrek maakten dat hij zich op de kunstnijverheid toelegde.
Versierkunst volgens de Jugendstil in meubels, stoffen en behang.
In feite de decoratieve styling - ook goed in Berlages werk te zien - naast de rationele en constructieve aspecten die bij de architectuur van die tijd golden.
Ontwerpen voor kinderkleding, theemutsen, kleden en spreien werden door zijn vrouw uitgevoerd.
Het einde van de Eerste Wereldoorlog luidde een tijdperk in van sociale omwentelingen en nieuwe artistieke opvattingen,
niet versierend en ambachtelijk, maar veel meer functioneel.

In Voorburg leerde Piet Zwart de uit Hongarije afkomstige schilder Vilmos Huszar en de architectjan Wils kennen.
De laatste had zich pas als zelfstandig architect gevestigd, na daarvoor vier jaar bij Berlage te hebben gewerkt.
Zij onderhielden intensief contact; voerden discussies rond Berlage, De Stijl en de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright die zij zeer bewonderden.
Die stimulans voor heroriëntering kwam onderrneer tot uiting in de versobering van Piet Zwart's meubelontwerpen,
dus zonder decoratieve toevoegingen en met gebruik making van primaire kleuren, grijs en zwart, parallel aan de kleurentaal van de De Stijl-beweging.
Piet Zwart werd echter nooit lid van de Stijlgroep, wat iets met z'n eigenzinnige karakter te maken had.
Jan Wils die wel lid van deze groepering was, verliet deze omdat hij met zijn practische instelling vond dat men te veel met theoretiseren bezig was.
Zwart werd vervolgens voor twee jaar tekenaar bij Wils en werkte mee aan een aantal van Wils' belangrijke vroege bouwprojecten.
Ook werkten Zwart en Huszar samen, waarbij de laatste de kleuren voor z'n rekening nam.

Uit 1922 stamt het eerste contact met de familie Bruynzeel in de vorm van een opdracht voor het ontwerpen van meubels.
Gedurende een periode van 30 jaar voerde Piet Zwart privé-opdrachten uit en werkte hij ook voor de Bruynzeelbedrijven.
Om inzicht te krijgen in zo'n unieke werksituatie tussen opdrachtgever en freelance ontwerper, was mevrouw Van Busschbach,
dochter van Kees Bruynzeel desgevraagd bereid hier dieper op in te gaan.
Haar grootvader, eveneens een Kees Bruynzeel die ook in Voorburg woonde, was zeer geïnteresseerd in technische vooruitgang.
Hij ging reeds voor de Eerste Wereldoorlog naar de U .S.A. om kennis op te doen over het fenomeen van massaproduktie, tot dan toe nog onbekend.
De oorlogsproduktie bestemd voor massavernietiging moest nog op gang komen.
Behalve met techniek had grootvader Bruynzeel ook affiniteit met kunst.
Een parallel valt te trekken met .de bekende Rotterdamse redersfamilie Kröller-Müller uit die tijd.
Het was gebruikelijk dat fabrikanten kunstenaars steunden door het geven van opdrachten.
De eerste opdracht van de familie Bruynzeel was het ontwerpen van de meubels voor de bungalow Stormhoek in Zaandam.
Het ontwerp van deze bungalow was van Jan Wils, architect van het Olympisch Stadion te Amsterdam en
de kleurentoepassing van meubels en behang van Vilmos Huszar, de bedenker van het nog steeds bekende arendvignet.

Stormhoek was bestemd voor zoon Kees Bruynzeel, 1900-1980 directeur van de nieuw te bouwen deurenfabriek.
Het ontwerp van de fabriek was eveneens van Jan Wils.
Dit ontwerp werd door Piet Zwart met gebruikmaking van kleur en perspectief. inzichtelijk gemaakt.
Beide gebouwen zijn helaas gesloopt.

Speciaal met zoon Kees was de werkrelatie bijzonder,
dit had alles te maken met de gezamenlijke belangstelling voor techniek en het ontwikkelen van nieuwe producten.
Piet Zwart was snel van begrip en vindingrijk en kon hierdoor gemakkelijk communiceren met z'n opdrachtgever.
Er werd gewerkt op basis van wederzijds vertrouwen en respect.
Hier ligt ook de kiem voor de latere integratie van vormgeving en industrie,
een ontwikkeling die vlak na het uitbreken van Tweede Wereldoorlog goed op gang kwam.
Ook nu weer vormde een oorlogssituatie aanleiding tot nieuwe impulsen en idealen.
Wellicht later ook een welkome manier om de tijd die Piet Zwart als gijzelaar van de Duitse bezetter doorbracht, goed te benutten.

We zijn echter nog in de industriële vorm gevingsperiode 1921-1927,
waarin hij in dienst van Berlage voor mevrouw Kröller-Müller een ontbijtservies van geel persglas ontwierp.
Dat was niet alles, aan een reeks van projecten nam hij deel, zoals straatmeubilair, een orgel met houten pijpen,
blauwen rood geschilderd, teksten in geglazuurde keramiek uitgevoerd en toegepast in de architectuur,
gebruiksartikelen van eierdopjes tot schaakstukken voor industriële massaproductie,
maar ook het restaurant van de Parijse journalist Leo Faust aan de rue Pigalle 36.
Op de opening 2 september 1926 was ook Piet Mondriaan, die in Parijs woonde, aanwezig.
In de nu aanbrekende periode, maar eigenlijk ook al daarvoor kreeg Piet Zwart zijn grootste bekendheid n.l. in de typografie,
gevolgd in de dertiger jaren door de fotografie.
Bovendien introduceerde hij voor het eerst fotografie in zijn grafische vormgeving, tot dusver in de reclame niet toegepast.
Er werd toen uitsluitend getekend of geschilderd.Prachtig uitgevoerd zijn de affiches waarop passagiersschepen zijn afgebeeld
in opdracht van rederijen als de Holland Amerikalijn en de Rotterdamsche Lloyd.

In Zwitserland was Herbert Matter als 'fotografiker' grondlegger van de fotoaffiche.
Tijdgenoten El Lissitzky en Ilja Ehrenburg gaven in 1922 in Berlijn een avantgardistisch tijdschrift 'Vesc' Object Gegenstand' uit.
Evenals het Zwitserse blad 'ABC, Beitrage zum Bauen' door Hans Schmidt en Mart Stam.
Bekend zijn de 'Typografischen Arbeiten' van Max Burchartz,
avant-gardistische uitgaven van Laszlo Moholy-Nagy en Lajos Kassák uit Wenen, '
Die Kunstismen' door Hans Arp en El Lissitzky en 'Und sie bewegt sich doch',
waarin Ilja Ehrenburg als verslaggever van zijn tijd in looppas door de twintiger jaren gaat
en het snelle ritme van de industrïeel-revolutionaire tijdgeest presenteert, daar waar het gaat om kunst, film en literatuur.
Dat de contacten met tijdgenoten zich niet tot Nederland beperkten is duidelijk,
er was contact met Kurt Schwitters en El Lissitzky en in 1929 is Piet Zwart nog even docent aan het Bauhaus geweest.
Piet Zwart is, zoals eerder gezegd, algemeen bekend geworden door de typografische komposities
die hij maakte voor opdrachtgever de Nederlandse Kabelfabriek in Delft.
Zijn manier van vormgeven is eigenlijk tot op heden nooit uit beeld geweest en
daardoor ook medebepalend voor de ontwikkeling van het begrip 'Dutch Design' in het buitenland.

Dit doet geenszins afbreuk aan zijn werk voor Bruynzeel, integendeel hier valt vooral de diversiteit van zijn prestaties op.
De Zaanse firma was een bloeiende Deurenen Vloerenfabriek en Schaverij geworden,
geleid door Kees en Willem Bruynzeel, onder supervisie van Bruynzeel senior.
Het contact met Kees Bruynzeel, dat uit 1920 dateerde, was blijven bestaan en
in 1930 kreeg Piet Zwart opdracht de maandelijkse vloeibladen te ontwerpen.
Hij bleef dit tot in de jaren 50 doen, toen de ballpoint zijn intrede deed,
hoewel de kwaliteit van de eerste ballpoints een vloeiblad niet bepaald overbodig maakte.

Door Piet Zwart's vindingrijkheid en zijn gewoonte uitdagingen aan te gaan,
deed hij mee aan alle mogelijke productie-ontwikkelingen waar zijn expertise goed van pas kwam,
hij had technisch inzicht en was bekend met nieuwe materialen.
Hij ontwierp de inrichting van het nieuwe jacht 'Zeearend' bestemd voor de oceaanrace in 1936.
Bijzonder hierbij was dat hij voordien nooit iets met boten te maken had gehad.
Dat is nu juist zo typerend voor Piet Zwart dat hij steeds weer op andere vakgebieden inzetbaar was.
Het is dus ook niet zo verwonderlijk dat hij eind 1938 de eerste Bruynzeel keuken ontwierp,
eenstandaard keuken volgens Amerikaans massaproductiesysteem.

Twintigjaar later, in 1958, mocht ik als pas afgestudeerd fotograaf/typograaf een kleurenfoto maken van een uit deze keuken ontwikkeld 'modern' type.
Het omgaan met kleurenfotografie voor reclamedoeleinden was nog niet vanzelfsprekend en het filmmateriaal werd nog niet in Nederland ontwikkeld en afgedrukt.
Ik reisde hiervoor naar Lausanne, waar ik na mijn millitaire dienst al eerder een opleiding had gevolgd.

De samenwerking van Piet Zwart en Bruynzeel bleef tot in de jaren '50 uitstekend.
Dat veranderde ten opzichte van de latere generatie, immers na de oorlog was Kees naar Zuid-Afrika gegaan.
De opvolgers waren wel vooruitziend, maar de richting was anders en het noodzakelijke klimaat van samenwerking
voor een ondernemer met een duidelijk initiatief en culturele belangstelling verdween, bovendien deden managers van buiten hun intrede.
Hoewel hij nog het gezicht aan de potlodenindustrie gaf en de bekende driekantige bussen ontwierp was zijn tijd voorbij.
Een ontwerpteam bestaande uit Wim Crouwel (ook later een baanbrekend ontwerper en medeoprichter van het ontwerpbureau Total Design)
en de jong overleden binnenhuisarchitect Kho Liang Ie (ontwerper van het interieur van Schiphol) namen in feite zijn werkzaamheden over.
Piet Zwart had hier opzichzelf geen moeite mee, maar was toch wel wat teleurgesteld en voelde zich onbegrepen in de na-oorlogse periode.
Aan officiële waardering heeft het hem, hoewel wat laat, nooit ontbroken; de Quellinusprijs voor zijn typografisch werk in 1959 en
in 1964 de David Roëllprijs voor zijn gehele oeuvre en tenslotte de 'Honorary Distinction of Royal Designer for industry' op 81-jarige leeftijd.

Piet Zwart was ook op maatschappelijk terrein actief, nam na 1940 deel aan het proces tot integratie van vormgeving en industrie,
werkte mee aan onderwijshervormingen en het professionaliseren van de beroepsverenigingen voor grafische vormgevers,
fotografen, industriële ontwerpers en binnenhuisarchitecten.
Hoewel niet de enige bezig voor de goede zaak, is hij, door het uitdragen van zijn opvattingen over de positie van de vormgever in de maatschappij,
een sleutelfiguur geworden in de geschiedenis van de Nederlandse vormgeving.

Bronnen:
- Mevrouw D. v. Busschbach-Bruynzeel
- Piet Zwart 1885-1977 door Kees Broos
- Piet Zwart en het gezicht van BRUYNZEELS potloden industrie,
Mus. Boymans - v. Beuningen
- Piet Zwart L 'opera tipografica 1923-1933,
in Rassegna 30/2/1987 Milano
- Bruynzeel archief via Ton Neuhaus
- Bruynzeel en Jan Wils door Ger Jan Onrust,
eerder verschenen in Met Stoom







 Piet Zwart, een veelzijdig avant-gardistisch vormgever.

 



 

 

Leave Your Comment:

Verification Image